Voor het leven verliefd op Guernsey en Sark
Mooie auto hoor, zo’n gloednieuwe en glimmende Porsche. Maar om een dergelijk racemonster nou tegen te komen in het hart van Guernsey... Als een ijsbeer in de woestijn. Wat doet die auto hier? Porsches zijn gemaakt om te scheuren, maar hard rijden mag hier niet. Kan ook niet. De weggetjes zijn smal, de bermen hoog, de bochten onoverzichtelijk. De maximumsnelheid in het buitengebied is 35 mijl (56 kilometer) per uur, in de dorpjes 25 mijl (40 kilometer) per uur. De tegemoetkomende Porsche passeren is geen makkie, want íemand moet het stoepje op. Toch maar geen punt van maken: jij bent de gast, dus neem jij maar het stoepje.  

Het is even wennen, autorijden op Guernsey. Niet alleen vanwege de smalle, kronkelige weggetjes en het links rijden, vooral ook omdat je de weg snel kwijtraakt. Zelfs met routekaart op de passagiersstoel. De bewegwijzering is om te huilen want nauwelijks aanwezig. Bij de huurauto kan een navigatiesysteem worden geleverd, maar dat maakt het rijden een stuk minder spannend. Dan liever verdwalen; een beetje avontuur, dat is wat we willen op vakantie. Wie naar Guernsey komt, neemt ook de tijd om te stoppen bij een onbemande hedge veg, langs de kant van de weg, groente uit de heg. Maar het is meer dan groente en fruit alleen: sommige bewoners verkopen ook boeken, bloemen of een breiwerkje, meestal opgesteld in simpele, houten kistjes. Je pakt wat je hebben wilt, stopt het geld in een honest box die ernaast ligt en je rijdt weer weg. Al toerend kom je uiteindelijk toch wel bij een kustlijn uit. Bij de zandstranden in het noorden of westen bijvoorbeeld. Met laag tij lijken de stranden eindeloos. Indrukwekkend is de grillige zuidkust, met zijn wilde baaien en granieten kliffen. Geweldig om te wandelen. Wandelgids Gill Girard, geboren en getogen op Guernsey, heeft een paar jaar in de horeca op het Britse vasteland gewerkt, maar miste het eiland zó, dat ze voorgoed terugkeerde. Die liefde voor Guernsey deelt ze graag met toeristen. Girard wil hoe dan ook haar favoriete plek laten zien: Pleinmont Point, langs een van de smalle klifpaden aan de zuidkust. Hier kwam ze als kind vaak, met haar vader. Wat voel je je nietig hier, met al die immense rotspartijen en de zee in de diepte. Girard speelde vaak op een van de strandjes, aleen bereikbaar met een bootje. Wie goed naar beneden kijkt, ziet mensen in een zeekajak. Girard heeft dat onlangs zelf eens geprobeerd. ,,Ik zag ik er best tegenop, gelukkig had ik de kajak snel onder controle. Zo moeilijk is het niet. En het is bijna net zo leuk als wandelen.’’ Guernsey heeft de naam een eiland voor ouderen te zijn, weet Girard, maar ze ziet de laatste jaren steeds meer jongeren en jonge gezinnen. ,,Pretparken hebben we niet, maar er is genoeg te doen: windsurfen, kajakken, paardrijden, abseilen, fietsen.’’

Guernsey, met een oppervlakte van 79 vierkante kilometer, is net iets kleiner dan Terschelling. Beetje Engels, beetje Frans. Rijden doe je links, straatnamen worden aangeduid in het Frans. De kustlijn is Frans, het groene binnenland doet weer Engels aan. De eilanders spreken Engels. Met een beetje geluk kom je nog mensen tegen die Dgernésiais spreken, de taal uit de tijd van Willem de Veroveraar. Normandisch Frans, onverstaanbaar. Ooit behoorden Guernsey en de zustereilanden Herm, Sark en Alderney tot Normandië. Sinds 1066 zijn de eilanden verbonden met de Britse kroon, maar ze vormen geen deel van het Verenigd Koninkrijk. Guernsey heeft, net als het andere Kanaaleiland Jersey, een eigen regering. Met eigen wetten, valuta, postzegels en belastingen. Je betaalt er bijvoorbeeld geen vermogensbelasting. Guernsey wordt een bailiwick (baljuwschap) genoemd, met een bailiff (baljuw) aan het hoofd van bestuur en rechtspraak. Kortom, een ingewikkelde constructie. De eilanders zelf voelen zich vooral Guernsey people. De mooiste attractie kost helemaal niets: de haven van de eilandhoofdstad St. Peter Port, tijdens eb. Zeilboten, motorboten, kleine vrachtschepen, ferry’s: twee keer per dag liggen ze allemaal op het droge. Soms rijdt er zelfs een auto de zeebodem op: iemand die gaat klussen aan zijn boot. Het verschil tussen eb en vloed is tussen de 7 en 11 meter. Zo’n verval is er maar op weinig plekken in de wereld. De enige plek voor een kop koffie is het café op St. Julians Emplacement, de plek waar de boten naar de zustereilanden vertrekken. De koffie is niet te drinken en het stinkt er naar vet, maar wat een levendigheid. Vooral in de ochtend, wanneer de tent vol zit met grofgebekte, veelal getatoeëerde bouwvakkers, vissers met de lieslaarzen nog aan en bejaarde mannen die het nieuws van de dag doornemen. 

Op vijftig minuten varen van St. Peter Port ligt zustereiland Sark. Op de kaart is het niet veel: 5 kilometer lang, 2,5 kilometer breed. A small, sweet world of wave-encompassed wonder, zoals de Engelse dichter Algernon Charles Swinburne het ooit omschreef. Auto’s zijn verboden, Sark doe je lopend, fietsend, met paard en wagen of met de tractor. De burgemeester rijdt in een tractor, de huisarts rijdt in een tractor. Hoe klein Sark ook is, het eiland met zeshonderd inwoners telt zes hotels, dertien guesthouses, zeventien appartementen en twee campings. En een heuse hoofdstraat, The Avenue, inclusief restaurants, galeries, een postkantoor en een supermarkt. In The Avenue ben je eerlijk gezegd snel uitgekeken: het klinkt mooier dan het is. Om weg te komen van de drukte, huur je een fiets (zonder slot). Fietsen is verreweg de meest ideale manier om het eiland te verkennen. In een dag kun je drie keer rond. En dan kun je halverwege de dag nog een tukkie doen ook. De wegen zijn net zo smal als op Guernsey, maar van vervelende tegenliggers heb je hoe dan ook geen last.  

(AD Reiswereld, 2010)