Nana Asare On Ice
Nana Asare bibbert. Niet zo verwonderlijk, want er waait een stevige polderwind over FlevOnice in Biddinghuizen. Toch valt het met de kou best mee, aldus de vijfentwintigjarige speler van FC Utrecht. Nee, Nana bibbert vanwege de zenuwen. ‘I’m very, very nervous!’

De Afrikaanse middenvelder staat op het punt zijn allereerste stapjes op het ijs te zetten. ‘Ik heb niks met ijs, behalve met de ijsblokjes uit mijn vriezer’, lacht Asare. Voetje voor voetje schuifelt hij richting schaatstrainer Jo in ‘t Veld, die al op de 400-meterbaan staat. Voor de zekerheid heeft In ’t Veld een looprekje voor de profvoetballer meegenomen. In ’t Veld heeft twee regels: niet stoppen in een bocht en handschoenen aan. De schaatstrainer dreigt zelfs met een rode kaart als Asare zich er niet aan houdt…

De voetballer knikt gehoorzaam en stapt, heel voorzichtig, het ijs op. Eerst met zijn linkerbeen, dan het rechterbeen, beide handen stevig aan het looprek. Dan laat de Ghanees zijn meest gulle lach zien: hij staat! Samen glijden trainer en leerling een paar meter vooruit: In ’t Veld houdt Asare’s heupen vast en schaatst, Asare zelf neemt geen enkel risico en houdt de ijzers stevig op het ijs. De voetballer láát zich schaatsen.

Krabbelen
Van rondjes 32.2 komt het niet deze middag. Sterker, er wordt geen enkel rondje geschaatst, er wordt gekrabbeld. Paar meter naar links, paar meter naar rechts. In ’t Veld laat zijn leerling nauwelijks los, maar de twee hebben de grootste lol. Wanneer ze na een tijdje van de baan stappen, krijgt Asare de complimenten van de trainer. ‘Zijn coördinatie is goed, hij weet evenwicht te houden, hij zakt door de knieën. Je kan zien dat hij een echte sportman is’, aldus In ’t Veld. Asare heeft het naar zijn zin in Nederland, zegt de Ghanese voetballer even later, zittend bij het haardvuur in de kantine van FlevOnice. Hij eet erwtensoep en roggebrood met katenspek, alsof het dagelijkse kost is. ‘Wie schaatst, moet dit ook proberen’, lacht Asare. 

Van Kumasi naar Utrecht
De voetballer is op 11 juli 1986 geboren in Kumasi, de op een na grootste stad van Ghana. Hij leerde voetballen bij de Kumasi Cornerstones, al snel kon hij terecht bij Feyenoord Fetteh, de Ghanese tak van de Rotterdamse club. Feyenoord Fetteh staat bekend als de grootste voetbalacademie van Ghana. In 2004 maakt Asare, op achttienjarige leeftijd, de overstap naar het echte Feyenoord. Trainer Van Marwijk zag het niet in hem zitten, toch kon Asare in Europa blijven. Hij voetbalde een seizoen bij FC Antwerp en vervolgens vier seizoen bij KV Mechelen. In 2009 maakte de snelle middenvelder de overstap naar FC Utrecht. Fans zijn dol op hem: hij won vorig seizoen de David di Tommaso-trofee voor beste speler van het seizoen. Asare heeft een paar wedstrijden in het Ghanese elftal gespeeld; de laatste keer was bijna een jaar geleden. Hij hoopt dat de bondscoach hem binnenkort weer bij de nationale selectie haalt, ‘want spelen voor Ghana is een grote eer’. Zijn grootste droom is echter om ooit in de Champions League te spelen.

Natuurlijk mist hij Ghana: zijn familie en vrienden, het eten en het weer. ‘Het is er nu 32 graden.’ Zijn vader is met pensioen, zijn moeder heeft een kledingboetiek, zijn broer is muzikant en zijn zusje gaat nog naar school. Elke zomer verblijft hij een aantal weken bij zijn familie, als hij in Nederland is belt hij dagelijks.

Rust in Nieuwegein
Asare woont in Nieuwegein. Een bewuste keuze, zegt hij. ‘Als ik niet voetbal, wil ik rust: eten, televisie kijken, slapen, relaxen. Dat kan in Nieuwegein. De eerste drie weken dat ik er woonde, kon ik mijn huis niet vinden. Soms reed ik er zo voorbij, de huizen lijken veel op elkaar. Nu rijd ik er zo naar toe, hoor.’ Daarnaast probeert Asare zoveel mogelijk tijd met zijn driejarige dochter Garcelle door te brengen. Garcelle woont bij Asare’s ex-vriendin in het Belgische Mechelen. ‘Mijn dochter betekent alles voor mij.’ Bij het verlaten van FlevOnice kan Asare het dan ook niet laten om een paar kinderschaatsen te kopen. ‘Misschien dat Garcelle en ik ooit nog eens samen het ijs op gaan. Tenminste, als ik het onder de knie krijg. Het valt me niet mee, dat schaatsen.’